Avondje bios

 

Het is druk bij de bioscoop. Logisch. Na twee maanden van intelligente lockdown zijn de meeste mensen wel toe aan een avondje uit. Zo ook het bejaarde echtpaar voor me in de rij bij de kassa.

Vanaf de ingang van de bioscoop wijst een looproute je de weg naar de kassa en vervolgens naar de diverse zalen. De overdaad aan rood-witgekleurde afzetlinten en de brede strepen witte tape op de vloer doen eerder denken aan een crime scene dan aan een zaterdagavonduitje, maar dat mag de pret niet drukken.
 

Het echtpaar voor me heeft de eerste witte streep bereikt. 
‘Twee kaartjes voor The Hunt alstublieft,’ bestelt de man.
‘Bent u onlangs ziek of verkouden geweest?’ vraagt het kassameisje vanachter haar plexiglazen scherm. De man kijkt zijn echtgenote vragend aan. De vrouw stapt naar voren en passeert daarbij de witte streep.
'Blijft u alstublieft achter de witte streep staan, mevrouw,’ waarschuwt het meisje achter de kassa. De oude dame doet nog een stap naar voren en staat nu pal voor de balie. Het kassameisje deinst verschrikt achteruit.
'Mevrouw, gaat u áchter de witte streep staan,’ maant ze opnieuw. Haar stem klinkt schril. De oude mevrouw leunt over de balie, haar gezicht net niet tegen het plexiglazen scherm. ‘
Wat was uw vraag?’ informeert ze beleefd. ‘Mijn man hoort niet goed, ziet u.’ 
‘De witte streep!’ roept het kassameisje. ‘Gaat u áchter de witte streep staan!’ De rij wachtenden groeit, de mensen worden ongedurig. Buiten regent het dat het giet, de bewakers bij de ingang hebben de grootste moeite de nieuw aangekomenen duidelijk te maken dat ze nog niet naar binnen mogen. Nu pas valt me op dat ze behalve beschermende pakken en gezichtsmaskers ook wapens dragen. En niet zomaar een bescheiden pistool in een holster, het lijken we heuse Uzi’s die ze over hun schouder dragen.

Voor me in de rij krijgt de oude man een hoestbui. Zijn vrouw klopt hem op zijn rug, maar dat lijkt niet te helpen. Het meisje achter de kassa is opgesprongen. Op de balie knippert een rood zwaailicht en een oorverdovend alarmsignaal schalt door de voormalige fabriekshal. Bewakers snellen toe, mensen raken in paniek en proberen naar buiten te vluchten. In een dwaze impuls ren ik naar een met rood-witte linten afgezet zitje en laat me languit op mijn buik tussen de bankjes in op de grond zakken. Beschaamd over mijn overdreven schrikreactie wil ik opstaan als plotseling gegil klinkt, en dan het geluid van schoten.
 

In de chaos die volgt kruip ik tussen de bankjes vandaan. Het bejaarde echtpaar ligt als een hoop oude kleren half over elkaar heen voor de kassa, onder hen een plas donker bloed. Bij de deur liggen diverse lichamen bewegingloos in de meest vreemde houdingen, verderop probeert een jonge man kreunend overeind te komen.
 

Eenmaal thuis neem ik een hete douche om de schrik van me af te spoelen. Daarna schenk ik een stevige borrel voor mezelf in en zet de tv aan. De minister-president geeft een persconferentie. Ik neem een flinke slok van mijn whisky en zet het geluid wat harder. Het aantal coronadoden per dag is de afgelopen week opnieuw afgenomen, vertelt de minister-president, en dankzij alle preventieve maatregelen is het aantal nieuwe besmettingen inmiddels bijna nihil. Hij kijkt tevreden.