Bed and breakfast

 

Ik zag je laatst in de supermarkt. Met háár. Op de groente- en fruitafdeling. Jullie zagen me niet. Jullie zagen niemand. Jullie zagen alleen elkaar. In die winkel vol chagrijnige mensen en schreeuwende kinderen, leken jullie – immuun voor alle bedrijvigheid en lawaai om je heen - te zweven in een bubbel van gelukzaligheid.

Jij stond daar met in elke hand een avocado en probeerde in te schatten welke in de meest perfecte staat van rijpheid verkeerde. Geen eenvoudig karwei stel ik me zo voor, want toen wij nog samen waren wilde je niet eens in de buurt van een avocado gezien worden. Avocado’s, zo verkondigde je altijd aan wie het maar wilde horen, zijn net als courgettes en verse muntthee alleen bedoeld voor vrouwen van middelbare leeftijd (of ouder) met kort grijs haar (of een bos wilde grijze krullen) die orthopedisch verantwoorde schoenen (of sandalen) dragen, werkzaam zijn in de zorgsector en in hun vrije tijd collecteren voor het Reumafonds. 

De dame die vol aanbidding naar je glimlachte had een weelderig blonde haardos waarin nonchalant een modieuze zonnebril was gestoken. Ze droeg geen orthopedisch verantwoord schoeisel, maar elegante zwarte pumps met torenhoge hakken die het haar onmogelijk maakten om te collecteren voor welk goed doel dan ook. Ik vond het al knap dat ze op die hakken de groente- en fruitafdeling van de supermarkt had weten te bereiken.

Maar goed, avocado’s. Kennelijk heeft deze onooglijke peervormige vrucht net als jij een flinke upgrade gehad, waardoor jullie beiden de overstap hebben kunnen maken van middelbaar grijs naar jeugdig blond.

Ik keek jullie na toen jullie je weg vervolgden naar de broodafdeling. Jij maakte ongetwijfeld een grapje, want zij gooide haar blonde haren naar achteren en lachte een sprankelende lach die ijs deed smelten.

Ik staarde naar mijn eigen weerspiegeling in de glazen deur van de vriesvakken. Een verwassen T-shirt op een versleten spijkerbroek met daaronder een paar grauwwitte sneakers. Niet sexy of elegant, ik geef niet om uiterlijkheden. Wat niet wegneemt dat ik er beslist nog goed uitzie. Redelijk slank. Halflang bruin haar met grijs doorschoten. Dat grijs was in die weerspiegeling niet eens te zien, maar eerlijk is eerlijk, ’s ochtends in de badkamerspiegel des te meer. 

Logisch ook, dat grijs. We hebben het niet gemakkelijk gehad de afgelopen jaren. Nadat jij vijf jaar geleden je baan verloor, raakte je in een diepe depressie. Er zijn tijden geweest dat ik doodsbang was dat je me zou meesleuren in die maalstroom van angstige en negatieve gevoelens die je leven en je persoonlijkheid meer en meer leken te beheersen, maar dat is godzijdank niet gebeurd. Je sprak een tijdlang over allerlei onrealistische plannen zoals een boek schrijven, of een bed and breakfast beginnen in Frankrijk of ergens op de Veluwe. Die onzalige ideeën wist ik godzijdank uit je hoofd te praten. Samen hebben we geknokt en samen zijn we erdoorheen gekomen. Althans, dat dacht ik toen nog. Jij vond een nieuwe baan, beter nog dan je vorige. Je werkte hard en maakte veel overuren. Ik klaagde niet, ik was allang blij dat je weer lekker in je vel zat. Je ging sporten om je vijftigplusbuikje kwijt te raken, en je ging je vlotter kleden. Ik vond dat overdreven, maar ik was toch trots op je.

En toen, terwijl ik blind was voor alle voortekenen, vond jij jezelf en de liefde opnieuw uit en op een dag kondigde je aan te willen scheiden. Na alles wat ik voor je had gedaan. En zo stond ik daar dus een maand of wat geleden, bij de vriezer in de supermarkt, en mijn hart was kouder dan de diepvrieserwtjes. 

Ik droom van ons. We zijn op vakantie. Jij had een vliegreisje naar Florida geopperd, maar je wist dat ik niet van vliegen hou, dus daar kon geen sprake van zijn. Het werd een weekje Terschelling.


We wandelen hand in hand door de duinen. Het is een heerlijke dag. De zon staat hoog aan de hemel, de lucht is stralend blauw. In de verte glinstert de zee. Er is geen mens op het strand, de wereld behoort ons toe. Een moment later, zoals dat kan in dromen, zitten we in onze vrolijk gekleurde houten tuinstoelen op het terras voor ons vakantiehuis. Tussen ons in op een laag tafeltje staat een fles champagne in een koeler. We kijken elkaar aan en heffen onze glazen. We proosten op onszelf en de ondergaande zon en de magie van het moment en we weten niet beter of die betovering zal voor altijd duren. 

Ik word wakker met een doffe hoofdpijn en een intens gevoel van neerslachtigheid. Ik moet ontzettend vast geslapen hebben, of misschien heb ik gisteravond net een wijntje teveel gedronken. Beelden van jou en mij op het strand en stralend lachende blondines in de supermarkt tuimelen door elkaar heen in mijn hoofd. Ik kijk naast me. Jij bent er niet. Ik heb zin om te huilen. Ik wil niet alleen zijn, ik wil terug naar toen. Naar jou en mij en zon, zee en strand. Terug naar de tijd dat avocado’s nog uitsluitend werden gegeten door grijsharige vrouwen van middelbare leeftijd met orthopedisch schoeisel. Terug naar gelukkig zijn. Want we waren toch gelukkig? Natuurlijk, we hadden wel eens ruzie. Jij kon heel onredelijk zijn, en egoïstisch, dus dat botste af en toe. Maar zoiets komt in de beste families voor. Dat betekent niets. Maar wacht eens even… 

Een blik op mijn mobiel vertelt me dat het 7.45 uur is. Donderdagochtend. Ik sta op en kijk uit het raam. Jouw auto staat niet onder de carport. Natuurlijk niet. Hoe kan ik zo dom zijn? Het is immers al 7.45 uur. Dat betekent dat jij al een kwartier in de dagelijkse file op weg naar je werk staat. Ik moet ineens hardop lachen van opluchting. Hoe is het mogelijk dat ik me zó heb vergist? Hoe heb ik in hemelsnaam een boze droom en de werkelijkheid door elkaar kunnen halen? Alsof jij me ooit voor een hooggehakte blondine zou verlaten, na alles wat we samen hebben doorstaan. Ik grinnik in mezelf. Lang blond haar en torenhoge hakken. Ik droom schaamteloos clichématig! Ik reik naar mijn telefoon en stuur je een appje. Ik hou van je. X. 

Het is donderdagochtend, 7.45 uur. Hij zit met gesloten ogen op het terras van hun tijdelijke onderkomen en geniet van de warme ochtendzon en de herinnering aan afgelopen nacht. In de keuken neuriet zijn lief mee met een liedje op de radio, in de verte klinkt het onverstaanbare Franse dialect van de bouwvakkers. Hij kijkt op als zijn iPhone zoemt. Hij leest het appje, zucht geïrriteerd en wist het bericht.